zondag, mei 20, 2012

550. Uitnodiging tot aanmelding voor het symposium 'Betrokken vaders, gedeeld ouderschap' :: Amsterdam, vrijdag 15 juni 2012, 10:00 - 16:30 uur

Datum: Vrijdag 15 juni (10.00 - 16.30 uur)
Locatie: P.C. Hoofthuis van de Universiteit van Amsterdam, Spuistraat 134, 1012 VB Amsterdam (Zaal 104)


Organisatie: Vader Kennis Centrum i.s.m. Universiteit van Amsterdam
Mogelijk gemaakt door: Bernard van Leer Foundation

Programma symposium 'Betrokken vaders, gedeeld ouderschap'
Dagvoorzitter: Louis Tavecchio (em. hoogleraar pedagogiek)
-----------------------------
Vanaf 10.00 uur: Zaal open: Ontvangst en inschrijving, koffie, thee
-----------------------------
10.30 uur: Opening door dagvoorzitter Louis Tavecchio

10.35 - 11.15: “Opvoedingsondersteuning voor vaders van nu”
Saskia de Hoog, sociaal-psycholoog en onderzoeker bij E-Quality, kenniscentrum voor emancipatie, gezin en diversiteit

11.15 - 11.55: “Vader zijn na echtscheiding
Kim Bastaits, wetenschappelijk medewerker Universiteit Antwerpen onderzoeksgroep CELLO - Studiedienst van de Vlaamse Regering

11.55 - 12.35: “Aanpakken voor aanstaande vaders: een zwangerschapscursus voor mannen”
David Borman, verloskundige, trainer en vader
-----------------------------
12.35 - 13.30: Lunchpauze (Lunch tegen kostprijs verkrijgbaar)
-----------------------------
13.30 - 14.10: “Vaders in perspectief: kwalitatief onderzoek naar de ervaringen van vaders over het verlies van vaderschap en welke rol de hulpverlening hierin speelt”
Mike Barendse, Myrte van der Heijden, Patricia van Reede en Didy Padberg, studenten van de Hogeschool van Amsterdam, opleiding Maatschappelijk Werk & Dienstverlening

14.10 – 14.50: Verdeling van de zorg – en opvoedingstaken in de praktijk: een kwalitatief onderzoek onder uitwonende ouders bij scheiding"
Paulina Kruimer, Ellen Dijkmeijer-Blom en Tom Grims, studenten van de Hogeschool van Amsterdam, opleiding HBO-Rechten

14.50 - 15.30: "Sterke vaders, hoe overleef ik het vaderschap"
Lars Anderson, journalist en schrijver

15.30 - 16.30: Bekendmaking winnaar Vaderdagtrofee m/v 2012
Presentatie juryrapporten voor de drie genomineerden door de jury en bekendmaking van de eindwinnaar van de Vaderdagtrofee 2012 door juryvoorzitter em. prof. dr. Louis Tavecchio
De drie genomineerden voor de Vaderdagtrofee 2012 zijn:

* Wensly Francisco, journalist en programmamaker van de NTR-serie ‘Zonen zonder vaders’, een viertal documentaires over de pijn van zonen die zonder vader opgroeiden. Wat betekent dit gemis in hun leven? Waarom koos vader er voor om niet voor zijn zoon te zorgen?

* Jamila Achahchah, coördinator van het landelijk netwerk vader- en moedercentra bij Movisie, voor de ondersteuning en begeleiding van de oprichting van tien lokale vadercentra voor vooral allochtone vaders

* Perihan Utlu, initiatiefneemster bij Vizyon van twee pilots met het Vader-zoon project SUPER! voor jongens uit groep 7/8 van de basisschool en hun vaders om met elkaar leuke dingen te doen en daardoor (nog) beter met elkaar om te leren gaan

16.30: Afsluiting door de dagvoorzitter
-----------------------------
Vanaf 16.30: Naborrel en hapjes
-----------------------------

Aanmelding:
Tevoren aanmelden voor het symposium is noodzakelijk in verband met de beperkte capaciteit van de zaal.
Nadere inlichtingen:
Voor meer informatie over het symposium vaderschap 2012 en de uitreiking van de Vaderdagtrofee 2012 kunt u contact opnemen met Peter Tromp, voorzitter van het Vader Kennis Centrum (VKC)

Peter Tromp:
T. (030) 238 3636
M. (06) 245 06 249
E. voorzitter{at}vaderkenniscentrum.nl

Meer informatie over het Symposium Vaderschap en de Vaderdagtrofee m/v 2012 is terug te vinden op Vaderdagtrofee.nl

zondag, mei 13, 2012

542. Oproep aan Almeerse gescheiden ouders

Beste mensen,

Ik wil in Almere het thema 'omgang met gescheiden ouders door scholen' op de politieke agenda zetten.

Kort door de bocht wil ik de termen 'informatie' en 'overleg' waar bij scholen onderscheid gemaakt word weer samenbrengen. Uit verschillende gesprekken en beleidsnota's in Almere blijkt dat scholen zich conformeren aan een wettelijke informatieplicht maar het overleg over belangwekkende zaken slechts met 1 ouder gesprek willen voeren en ervan uitgaan dat deze ouder het weer communiceert met de andere ouder (ook al is deze gezaghebbend).
De meesten van ons weten wel dat het geen uitzondering is dat de 'verzorgende ouder' de 'niet-verzorgende ouder' niet betrekt in belangrijke zaken.

Het vreemde is dat professionals in de medische en hulpverleningswereld niets mogen ondernemen zonder uitdrukkelijke toestemming van twee gezaghebbende ouders (uitzonderingen daar gelaten). Dat het onderwijs toch een maas in de wet creëert en in het kader van logistieke overwegingen zijn snor probeert te drukken is mij een doorn in het oog.

Voor het agenderen op de politieke agenda heb ik 50 handtekeningen van Almeerders nodig. Ik zou het fijn vinden als dit niet alleen maar de mensen uit mijn eigen kring zouden zijn, maar dat we een wat bredere doelgroep zouden kunnen krijgen. Dus woon je in (of ken je mensen in) Almere die hun handtekening zouden willen zetten, laat het me dan weten met een manier om in contact te komen.

Groet,

Peter Duvekot
Mail: peter@multiops.nl
Twitter: @peterduvekot


A. Burgerlijk Wetboek 1; Titel 14: Het gezag over minderjarige kinderen; Afdeling 2: Ouderlijk gezag; § 1. Het gezamenlijk gezag van ouders binnen en buiten huwelijk en het gezag van één ouder na scheiding

Artikel BW1:253a

    1. In geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag kunnen geschillen hieromtrent op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.

    2. De rechtbank kan eveneens op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan omvatten:

        a. een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede en uitsluitend indien het belang van het kind dit vereist, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben;

        b. de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft;

        c. de wijze waarop informatie omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind wordt verschaft aan de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijfplaats heeft dan wel de wijze waarop deze ouder wordt geraadpleegd;

        d. de wijze waarop informatie door derden overeenkomstig artikel 377c, eerste en tweede lid, wordt verschaft.

    3. Indien op de ouders de verplichting van artikel 247a rust en zij daaraan niet hebben voldaan, houdt de rechter de beslissing op een in het tweede lid bedoeld verzoek ambtshalve aan, totdat aan die verplichting is voldaan. Aanhouding blijft achterwege indien het belang van het kind dit vergt.

    4. De artikelen 377a, vierde lid, 377e en 377g zijn van overeenkomstige toepassing. Daar waar in deze bepalingen gesproken wordt over omgang of een omgangsregeling wordt in plaats daarvan gelezen: een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.

    5. De rechtbank beproeft alvorens te beslissen op een verzoek als in het eerste of tweede lid bedoeld, een vergelijk tussen de ouders en kan desverzocht en ook ambtshalve, zulks indien geen vergelijk tot stand komt en het belang van het kind zich daartegen niet verzet, een door de wet toegelaten dwangmiddel opleggen, dan wel bepalen dat de beschikking of onderdelen daarvan met toepassing van artikel 812, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ten uitvoer kunnen worden gelegd.

    6. De rechtbank behandelt het verzoek binnen zes weken.


B. Burgerlijk Wetboek 1; Titel 15: Omgang en informatie

Artikel BW1:377b

    1. De ouder die met het gezag is belast, is gehouden de niet met het gezag belaste ouder op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind en deze te raadplegen - zo nodig door tussenkomst van derden - over daaromtrent te nemen beslissingen. Op verzoek van een ouder kan de rechter ter zake een regeling vaststellen.
    2. Indien het belang van het kind zulks vereist kan de rechter zowel op verzoek van de met het gezag belaste ouder als ambtshalve bepalen dat het eerste lid van dit artikel buiten toepassing blijft.

Artikel BW1:377c

    1. Onverminderd het bepaalde in artikel 377b van dit boek wordt de niet met het gezag belaste ouder desgevraagd door derden die beroepshalve beschikken over informatie inzake belangrijke feiten en omstandigheden die de persoon van het kind of diens verzorging en opvoeding betreffen, daarvan op de hoogte gesteld, tenzij die derde de informatie niet op gelijke wijze zou verschaffen aan degene die met het gezag over het kind is belast dan wel bij wie het kind zijn gewone verblijfplaats heeft, of het belang van het kind zich tegen het verschaffen van informatie verzet.
    2. Indien de informatie is geweigerd, kan de rechter op verzoek van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde ouder bepalen dat de informatie op de door hem aan te geven wijze moet worden verstrekt. De rechter wijst het verzoek in ieder geval af, indien het belang van het kind zich tegen het verschaffen van de informatie verzet.

zondag, mei 06, 2012

541. Gedeeld ouderschap na scheiding: Analyse van het beschikbare onderzoek naar verblijfsco-ouderschap (Linda Nielsen, 2011)

Shared Parenting After Divorce: A Review of Shared Residential Parenting Research
Source: Linda Nielsen - Journal of Divorce & Remarriage - Volume 52, Issue 8 - pages 586-609 - Available online: 18 Nov 2011
Gedeeld ouderschap na scheiding: Een analyse en beoordeling van het beschikbare onderzoek naar gedeeld verblijfsco-ouderschap
Bron: Linda Nielsen - Tijdschrift voor Echtscheiding & Hertrouwen - Volume 52, Nummer 8 - Pagina's 586-609 - beschikbaar online: 18 november 2011

ABSTRACT
One of the most complex and compelling issues confronting policymakers, parents, and the family court system is what type of parenting plan is most beneficial for children after their parents' divorce. How much time should children live with each parent? An increasing number of children are living with each parent at least 35% of the time in shared residential parenting families: How are these children and their parents faring? In what ways, if any, do divorced parents who share the residential parenting differ from parents whose children live almost exclusively with their mother? How stable are shared residential parenting plans? By reviewing the existing studies on shared parenting families, these questions are addressed.

GENERAL CONCLUSIONS BY LINDA NIELSEN
Given the growing popularity of shared residential parenting, policymakers and professionals who work in family court, as well as parents, should find the research compelling. As demonstrated in this review, overall these studies have reached four general conclusions.
  1. First and foremost, most of these children fare as well or better than those in maternal residence—especially in terms of the quality and endurance of their relationships with their fathers.
  2. Second, parents do not have to be exceptionally cooperative, without conflict, wealthy, and well educated, or mutually enthusiastic about sharing the residential parenting for the children to benefit.>
  3. Third, young adults who have lived in these families say this arrangement was in their best interest—in contrast to those who lived with their mothers after their parents’ divorce.
  4. And fourth, our country, like most other industrialized countries, is undergoing a shift in custody laws, public opinion, and parents’ decisions—a shift toward more shared residential parenting.
With the research serving to inform us, we can work together more effectively and more knowledgeably to enhance the well-being of children whose parents are no longer living together.

zaterdag, mei 05, 2012

540. Kinderen in jeugdzorg 2 tot 4 keer vaker seksueel misbruikt dan in Nederlandse gezinnen

In jeugdzorg vaker seksueel misbruik dan gemiddeld

Bron: Universiteit van Leiden - Nieuws - Nieuwsredactie - 01-05-2012

In de Nederlandse jeugdzorg komt seksueel misbruik 2 tot 4 keer zo veel voor als onder de algemene bevolking. Seksueel misbruik komt vaker voor in de residentiële zorg dan in de pleegzorg. Deze cijfers presenteren onderzoekers van de Universiteit Leiden op basis van de prevalentiestudie in opdracht van de Commissie-Samson.

Nog niet openbaar



De Volkskrant publiceerde op 1 mei 2012 een artikel met de kop ‘Kinderen in jeugdzorg “schokkend vaak” misbruikt’. De krant zegt zich te baseren op een nog niet openbaar gemaakt onderzoeksrapport. De bron waarop de journalist zich baseert is inderdaad niet verstrekt door de onderzoekers van de Universiteit Leiden of de Commissie-Samson. Hieronder de belangrijkste conclusies van het definitieve onderzoek.

Deelonderzoek

Het Leidse onderzoek is een deelonderzoek. Het volledige rapport Samson zal zijn gebaseerd op negen deelonderzoeken en wordt op 8 oktober 2012 publiek gemaakt. De commissie-Samson werd in 2010 ingesteld om de prevalentie van seksueel misbruik te onderzoeken onder kinderen die sinds 1945 onder verantwoordelijkheid van de overheid in pleeggezinnen of tehuizen zijn geplaatst. Opdrachtgevers zijn de ministeries van VWS en van Justitie.

Onderzoek over 2010

De cijfers van de Leidse studie zijn gebaseerd op onderzoek onder jongeren die in 2010 in een pleeggezin of instelling woonden, en onder medewerkers in de jeugdzorg. De uitkomsten zijn vergeleken met die van de Nationale Prevalentiestudie Mishandeling van kinderen en jeugdigen in de bevolking als geheel (NPM-2010). Directe vergelijking hiermee is mogelijk omdat dezelfde methode is gebruikt.

Rapportage jongeren

Aselect gekozen jongeren rapporteerden anoniem over ervaringen van seksueel misbruik in de jeugdzorg. Bijna 19 procent van de jongeren gaf aan in 2010 slachtoffer te zijn geweest van seksueel misbruik met lichamelijk contact. Dat is twee keer zo veel als in de algemene populatie. In de residentiële zorg was 23 procent en in de pleegzorg was 9 procent slachtoffer van seksueel misbruik. Jongeren in de residentiële zorg rapporteren zelfs bijna drie keer zoveel seksueel misbruik als jongeren in de algemene populatie.

Rapportage medewerkers

Ook aselect gekozen medewerkers van residentiële en pleegzorginstellingen rapporteerden het aantal gevallen van seksueel misbruik onder hun pupillen in 2010. De prevalentie op basis van rapportages door medewerkers in de jeugdzorg was 0,3 procent. Dat is, zoals gebruikelijk in dit soort onderzoek, minder dan op grond van zelfrapportage; maar het is wel vier keer zo hoog als de prevalentie in de algemene populatie op basis van vergelijkbare informantenmeldingen.

Kinderen met lichte verstandelijke beperking

Voor kinderen met een lichte verstandelijke beperking in de jeugdzorg was de prevalentie van seksueel misbruik 1 procent. Deze jaarprevalentie is gebaseerd op rapportages door medewerkers in de jeugdzorg. Zelfrapportage is in deze groep niet mogelijk. Pleegzorg bleek voor kinderen met een lichte verstandelijke beperking geen betere bescherming tegen misbruik te bieden dan residentiële zorg.

Onderzoekers: ‘Residentiële zorg moet noodoplossing zijn’

In de jeugdzorg komt seksueel misbruik van kwetsbare jongeren verontrustend vaak voor. Omdat de problemen het grootst zijn in de residentiële zorg, pleiten de onderzoekers ervoor dat residentiële opvang slechts wordt ingezet als tijdelijke noodoplossing als opvang in een pleeggezin nog niet mogelijk is. Ook de pleegzorg geeft echter nog niet genoeg bescherming tegen seksueel misbruik. Betere toerusting en ondersteuning van de pleegzorg is noodzakelijk, vooral bij opvang van kinderen met een lichte verstandelijke beperking.

Gegevens onderzoek/onderzoekers

Prof.dr. Lenneke Alink, Saskia Euser, dr. Anne Tharner, prof. dr. Rien van IJzendoorn, prof.dr. Marian Bakermans-Kranenburg (allen Algemene en Gezinspedagogiek Universiteit Leiden), ‘Prevalentie Seksueel Misbruik bij Kinderen met een Lichte Verstandelijke Beperking in de Nederlandse Jeugdzorg in 2008-2010’ en ‘Prevalentie Seksueel Misbruik in de Nederlandse Jeugdzorg in 2008-2010’.

Kinderen in jeugdzorg ´schokkend vaak´ misbruikt

Bron: De Nationale Zorggids - 01-05-2012

Kinderen in jeugdzorg ´schokkend vaak´ misbruikt

DEN HAAG (Novum) - Kinderen in jeugdtehuizen en pleeggezinnen worden drie tot vier keer vaker seksueel misbruikt dan jongeren die thuis wonen.

Misbruik in de jeugdzorg kwam tussen 2008 en 2010 'schokkend vaak' voor, concluderen wetenschappers van de Universiteit Leiden volgens de Volkskrant in een nog niet openbaar onderzoek in opdracht van de commissie-Samson.

Uit huis geplaatste jongeren met een licht verstandelijke beperking worden volgens de onderzoekers zelfs tien keer vaker misbruikt. Het taboe dat op misbruik rust is groot.

Zelfs in anonieme vraaglijsten durft de helft van de misbruikten niet aan te geven wie de dader is. Degenen die wel antwoordden, noemen medewerkers van de instelling, pleegouders en groepsgenoten.

De commissie-Samson onderzoekt het misbruik van minderjarigen die door de overheid in instellingen of pleeggezinnen zijn geplaatst. Dat doet de commissie in navolging van de commissie-Deetman, die het misbruik binnen de katholieke kerk onderzocht.

Kinderen in de jeugdzorg zijn extra kwetsbaar omdat ze vaak al door hun ouders zijn mishandeld of verwaarloosd. De commissie-Samson richt zich vooral op het verleden, maar het uitgelekte deelrapport richt zich op het hedendaagse risico op misbruik in de jeugdzorg.

De onderzoekers vroegen jeugdzorgmedewerkers naar gevallen waar zij van weten en liet jongeren vragenlijsten invullen. Per duizend jongeren geven er 188 aan dat ze zijn misbruikt.

De onderzoekers weten per duizend kinderen slechts van 3,2 gevallen van misbruik. Het grote verschil zou komen doordat slachtoffers er niet over praten.

Door op dezelfde manier te onderzoeken hoe vaak alle kinderen in Nederland worden misbruikt, kwamen de onderzoekers tot de conclusie dat kinderen in de jeugdzorg drie tot vier keer vaker worden misbruikt. Meisjes worden vaker misbruikt dan jongens.

In jeugdzorginstellingen is het risico op misbruik groter dan in pleeggezinnen. Daarom moeten de instellingen volgens de onderzoekers alleen als noodoplossing worden gebruikt. Het eindrapport van de commissie-Samson wordt in oktober verwacht.